Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarna zijn zij, naardat hunlieder [19]weide was, zat geworden; als zij zat zijn geworden, heeft zich hun [20]hart verheven; daarom hebben zij Mij vergeten. 19. Nadat zij uit de woestijn in de vette landstreek van Gilead en voorts in het land Kanaan, overvloed van alles bekomen en genoten hebben. Zie Deut.8:7,8,9,10, en Deut.32:13,14. 20. Waarvan hen God tevoren gewaarschuwd, en terstond daarom gestraft had. Zie Deut.8:11 en Deut.32:15,19,20, enz.